Op 12 februari kon de agenda voor de raadsvergadering niet worden afgewerkt. Zo werd ook de behandeling van het voorstel over de motiemarkt doorgeschoven naar 19 februari. Dat was aanleiding alvast een vervolg te sturen.
Geachte raadsleden,
Inleiding
In de vergadering van 12 februari 2015 bent u na de
A-stukken niet verder gekomen dan behandeling van het voorstel over de fusie
van de voetbalverenigingen annex kredietverlening nieuwe sportaccommodatie en
de instemming met de samenwerkingsovereenkomst in het kader van de drie-eenheid
Velp.
Voortgang motiemarkt
en werkwijze raad
De behandeling van het voorstel over een motiemarkt is
doorgeschoven naar het vervolg van de raadsvergadering op 19 februari. Op die
avond waren al de vergadering van de agendacommissie en een werkbespreking over
de werkwijze van de raad gepland. Die werkbespreking is doorgeschoven naar 11
maart. Het gevolg daarvan is dat het voorstel voor de werkwijze inmiddels aan
de agendacommissie is voorgelegd. Bespreking in een werkbespreking is op 11
maart, overleg in de commissie op 19 maart en besluitvorming in de raad van 26
maart. Tijd om resultaten uit werkbespreking en commissie te verwerken alvorens
de raad als geheel aan het woord komt is er niet. En dan te bedenken dat het
voorstel voor de werkwijze in de bijna afgelopen cyclus werd aangehouden omdat
de voorbereiding onvoldoende was. Nu gaat het een cyclus later ongewijzigd de
procedure in; tel uit je winst.
Wel behandelde
voorstellen zijn leerzaam voor de werkwijze
De twee behandelde B-stukken bieden een aantal elementen die
bij de besluitvorming over de motiemarkt en de daarna volgende bespreking van
de werkwijze van de raad van nut kunnen zijn. Dat de volgorde van bespreken
omgekeerd zou moeten zijn laat ik maar in het midden.
Ook uit de discussie over deze B-stukken blijkt dat de
aanloop naar bestuurlijke afhandeling van een project enorm belangrijk is. Onderdeel
daarvan is dat alle betrokkenen bij de uitvoering van een besluit over een
project ook hun rol moeten spelen in die voorbereiding. Daarvoor moet
natuurlijk ieder zijn eigen rol met alle mogelijkheden en beperkingen kennen.
Voor de gemeente betekent dit ook dat beslissingen over een
project moeten passen in het totale beleid van de gemeente. Dat is vooral
financieel gezien een flinke opgave. Over de financiële positie van de gemeente
wordt in de raad verschillend gedacht. Ook degenen met een optimistische kijk
op de zaak hebben baseren zich op uitspraken van de accountant. Die constateert
dat de begroting van de gemeente structureel niet sluitend is. Zelfs als je
vindt dat de financiële positie van de gemeente desondanks goed is zul je aan
dat structurele tekort iets moeten doen.
De enige aanpak is een combinatie van minder uitgeven en meer inkomsten. Uitleggen
dat het dan toch verantwoord is te investeren in een nieuwe sportaccommodatie
is dan niet eenvoudig, zo is gebleken.
Het gereedschap om een goed financieel beleid te voeren is de
Planning en Controlcyclus van de gemeente. Die bestaat uit de drie-eenheid
kadernota, begroting en jaarrekening eventueel aangevuld met tussenrapportages.
De wijze waarop de gemeente Grave dit gereedschap hanteert is “voor verbetering
vatbaar”. Daarover is echter in het nu voorliggende raadsvoorstel werkwijze
raad niets terug te vinden.
P.P.S.-constructie
De twee voorstellen die nu zijn behandeld hadden
gemeenschappelijk dat het ontwikkelingsprojecten betreft waarbij de gemeente
samenwerkt met derden die geen onderdeel zijn van de overheid. Er is sprake van
publiek-private-samenwerking. Ook vanwege de dubbelrol van de gemeente als
medeontwikkelaar en bewaker van het algemeen belang is duidelijkheid over
ieders rol gedurende het hele traject essentieel.
Zo’n project wordt daarom onderverdeeld in fasen die ieder
worden afgesloten met een keuze tussen ongewijzigd doorgaan, anders doorgaan en
stoppen. Bij de gemeente is dan de rolverdeling tussen raad, college en
ambtelijk apparaat weer belangrijk. Met name de vraag op welk moment een
project wordt ingepast in de planning- en controlcyclus moet tijdig worden beantwoord.
Dat de aanpak van het project fusie van voetbalverenigingen
en ontwikkelen van een nieuwe sportaccommodatie in strijd is met alle theorieën
voor dergelijke samenwerkingsprojecten is inmiddels bij iedereen wel duidelijk.
De opzet van de projectorganisatie bij de drie-eenheid is
duidelijker. Maar ook daar is zeker binnen de gemeentelijke organisatie
onduidelijkheid over de vraag wie wanneer aan zet is. In beide gevallen speelt
de gebrekkige organisatie van de informatie-uitwisseling binnen de gemeentelijke
samenleving een grote rol. Ook bij voorgaande vergelijkbare projecten met een
P.P.S.-karakter is dit aan de orde geweest. In het algemeen stelt de gemeente
zich in het voorbereidingstraject veel te passief op.
Dat constateren is één en er lering uit trekken voor de
toekomst is twee. In het nu voorliggende voorstel over de werkwijze van de raad
is over dit aspect niets terug te vinden.
Fusie
voetbalverenigingen en sportaccommodatie
In de commissie- en raadsvergadering is men eigenlijk niet
verder gekomen dan vooruitschuiven van het wezenlijke probleem: is het
verantwoord dat de gemeente zo’n bedrag investeert in een nieuwe accommodatie
en vervolgens het beheer en onderhoud overlaat aan de fusievereniging.
Hockeyvereniging en anderen die willen sporten hebben volgens het huidige
voorstel niet meer te maken met de gemeente maar met de nieuwe voetbalvereniging.
Terecht dat daarom werd gevraagd naar een sportnota waarin de rol van de
gemeente bij de sportbeoefening in Grave wordt geregeld. Maar het ziet er niet
naar uit dat die nota er is alvorens over de investering wordt beslist. Ik zie
zo gauw geen uitweg uit dit doolhof zonder in conflict te komen met het
bestuursakkoord.
De drie-eenheid
In dit project is
vooral onduidelijkheid over de rolverdeling tussen college en raad aan de orde.
Eigenlijk ging het deze vergadering alleen om uitwerking van een onderdeel van
een vorig besluit. Toen heeft de raad ingestemd met de opzet van het project.
Die opzet zou het college dan verwerken in een samenwerkingsovereenkomst met de
andere partijen. Dat afsluiten van de overeenkomst is een taak van het college.
De raad had echter aangegeven de overeenkomst eerst te willen beoordelen
alvorens het college de handtekening zou zetten. Principiële zaken zouden niet
meer aan de orde hoeven zijn. Nagegaan zou moeten worden of de wensen van de
raad technisch gezien goed waren vertaald in de ontwerpovereenkomst. Typisch
voorbereidingswerk. In de commissie werden dan ook vragen gesteld, die deels afdoende werden beantwoord. Maar die antwoorden waren niet verwerkt in het
te nemen raadsbesluit. Daarnaast ging het vooral om de wijze waarop de raad het
project kan volgen. Daarvoor werden voor dit onderwerp wel toezeggingen gedaan.
Dat is echter geen structurele aanpak en die is wel nodig. Ook dit onderwerp
ontbreekt nog in het voorstel over de werkwijze van raad en commissies
Raadsvergadering
herhaling van de commissie
Het gevolg voor beide onderwerpen was ook dat de behandeling
in de raad, met uitzondering van tevredenheid over beantwoording van enkele
technische vragen niet meer was dan een herhaling van hetgeen in de commissie
aan de orde was geweest. Dat is mede een gevolg van de vage taak van de huidige
commissies. Volgens het huidige voorstel voor de werkwijze van de raad
verandert er eigenlijk niets. De wijzigingen waarmee men nu experimenteert
kunnen alleen effect hebben als er veel verandert aan het voortraject en de
commissie meer inhoud aan het advies kan geven dan het de reden waarom iets een
B-stuk moet worden.
Opmerkingen
Onopgemerkt schuiven tussen programma’s uit de begroting
Behalve de twee al genoemde kwesties is er ook nog een
A-stuk alsnog tot B-stuk verheven. Het ging om een wijziging van het voorstel
om de jaarlijkse bijdrage aan een onderhoudsvoorziening ongeveer te halveren.
Met het oog op de lange termijn zou het oorspronkelijke bedrag moeten worden
gehandhaafd. De korting was bedoeld om dichter bij een structureel sluitende
begroting te komen. Het wijzigingsvoorstel werd natuurlijk afgestemd. Dat ik
het hier noem komt omdat in het voetbalverhaal een dergelijke constructie
voorkomt. Een aanzienlijk deel van de investering wordt namelijk gedekt door de
jaarlijkse bijdrage aan onderhoudskosten van de velden af te schaffen. Daar
moet de fusievereniging voor opdraaien. Zoiets moet dan in het contract worden
vastgelegd. Maar tenzij je in het contract iemand er hoofdelijk aansprakelijk
voor kunt stellen is het uiteindelijke risico toch voor de gemeente. Maar dat
geldt eigenlijk voor de hele operatie.
Moties kunnen ook dienen om standpunten van de raad vast
te leggen
Er werd nog een motie ingediend om het college te dwingen
met een sportnota te komen zodat zichtbaar is hoe de nieuwe accommodatie past
in het totale beleid. Vanuit het college werd gevraag de motie in te trekken
omdat men snel met een dergelijke nota zou komen. Gelukkig ging de indiener
niet verder dan aanhouden van de motie in afwachting van nadere informatie over
de sportnota. Ofschoon die informatie er nog niet is, staat afhandeling van de
motie wel geagendeerd voor de volgende raadsvergadering. Zelfs het opstellen
van een plan om tot een sportnota te komen vraagt tijd. Los daarvan vind ik dat
een motie, ook als die het college dwingt te doen wat ze toch al van plan zijn
zin kan hebben. Daarmee legt de raad een mening vast en dat is vaak verstandig.
Inbreng van private partijen is nog geen burgerinitiatief
Tijdens discussie werd nog als argument voor de late
inschakeling van de gemeenteraad bij de ontwikkeling van de sportaccommodatie
nog aangevoerd dat het hier een burgerinitiatief betreft. Dan zou de raad zich
blijkbaar afzijdig moeten houden. Initiatieven die in de burgerij leven dient
de gemeente zo snel mogelijk te omarmen.
Daarvoor hebben we politieke partijen, wijk- en dorpsraden en nog andere
organisaties. Als dat alles faalt is er nog als noodingang het formele
burgerinitiatief. Dat beoogt alleen het betreffende onderwerp op de politieke
agenda te krijgen. Het is goed dat die mogelijkheid bestaat, maar in een ideale
gemeente hoeft dit gereedschap nooit uit de kast te worden gehaald.
Spreekrecht
Volgens het nu voorliggende voorstel voor de werkwijze wordt
het spreekrecht in de raadsvergadering beperkt tot onderwerpen die niet op de
agenda staan. De achterliggende gedachte is juist. Bij het begin van de
raadsvergadering dienen alle stukken op tafel te liggen. Het is dan niet nodig
dat iemand buiten de raad nog eens wijst op zin of onzin van het voorstel. Voorwaarde
is dan wel dat alle informatie beschikbaar is die nodig is om een
verstandig en uitvoerbaar besluit te
nemen, waarbij de inwoners er van overtuigd zijn dat dit besluit inderdaad het
beste voor hen is.
Zover is het nog niet. Het nu beperken van het spreekrecht
is dan ook een vorm van het kind met het badwater weggooien. Vorige keer wees
ik er op dat het toch zin kan hebben een voorstel waaraan niemand twijfelt toch
te bespreken. Datzelfde geldt ook voor het spreekrecht. Ik kwam op die gedachte
bij het aanhoren van de inbreng tijdens het spreekrecht over de drie-eenheid.
Die zou ik niet graag hebben gemist en ik kreeg de indruk dat die gedachte ook
binnen de raad zelf leefde. Volgens het nu voorliggende voorstel voor een nieuw
reglement van orde kan dit niet meer.
Slot
Ik hoop dat u aan het bovenstaande wat heeft bij uw
voorbereiding voor de vergaderingen komende dinsdag. Ik heb getwijfeld tussen
twee slotzinnen:
“Ik vertrouw op uw reactie” en
“zal wel moeten worden vervolgd”
Ik laat ze alle twee maar staan
Met vriendelijke groeten
Leo de Vreede